Lang voor de film uitgroeide tot hetgeen we nu kennen bestonden de basis elementen (scripts, sets, kostuums, productie, directie, acteurs, publiek, storyboards, bladmuziek) voor de opbouw ervan reeds in onder meer het theater.

De eerste aanzet tot de camera zal door Anthemius van Tralles gebeuren in de 6de eeuw door middel van een vroege camera obscura. Die in 1022 door Alhazen verder besproken zal worden in een boek over optiek. Om in 1600 door Giambattista della Porta geperfectioneerd te worden.


Rond 1860 bestonden er tal van mechanismen die twee dimensionale beelden in beweging konden projecteren. Zoals de zoötroop, mutoscoop en de praxinoscoop. Die uitgewerkte en verbeterde voorbeelden van magische lantaarns waren.

Tot er in 1872 een weddenschap werd aangegaan om te bewijzen dat een paard niet steeds minstens één hoef op de grond hield. Waarvoor de Engelse fotograaf Eadweard Muybridge ingehuurd werd. Na enkele persoonlijke complicaties ging hij vijf jaar later aan de slag.


Installeerde 12 fototoestellen rond de paardenren van Sacramento. Zette deze afbeeldingen op een draaiende schijf en deed er licht door schijnen. Waarmee hij het bewijs wist te leveren dat een paard niet steeds een hoef op de grond hield. Maar ook een techniek ontwikkelde die als basis voor de film camera zou dienen. De galloperende frame's worden dan ook aanzien als de eerste "motion picture". (via, afbeelding 1,2,3)