07 december 2009



Er loopt momenteel een tentoonstelling in het "museum van het leger en de krijgsgeschiedenis" over de aanwezigheid van dieren in de eerste wereldoorlog.  Onder de naam "een hondse oorlog" kan je er de rol van paarden, muilezels, duiven, honden, luizen, vlooien, katten, fretten, apen, kanaries en heel wat anderen leren ontdekken.

Een fenomeen dat zich in de volgende oorlogen in heel wat mindere mate zal voordoen.  Omdat er bij de aanvang van die eerste oorlog nog veel op basis van dierenkracht werd gedaan.  Voor het vervoeren, bevoorraden, communiceren, voeden, kleden, en nog heel wat andere dingen.



Daarom hadden heel wat van die dieren ook op maat gemaakte gasmaskers, karen, draagberries, ed.. Waardoor het leger ook heel wat mensen met diverse beroepen huisde, zoals een dierenarts, smid, zadelmaker, wagenmaker en andere.

Die door het zowat ontbreken van synthetische stoffen, dus ook voor de kleding en uitrusting van de soldaten instonden.  Enkel voor het ondergoed werd er namelijk katoen gebruikt.

Door de vele tekorten aan onder meer wol en leder is dit echter gaan veranderen.  Met de nodige gevolgen voor de uniformen, zo veranderde het lederen hoofddeksel bijvoorbeeld ook naar een voor de oorlog geschiktere stalen helm.



Om ervoor te zorgen dat er steeds voldoende dieren waren om het leger te bevoorraden werden er reeds in vredestijd inventarissen van de beschikbare dieren gemaakt.   Die bij een opvordering eerst wel door een dierenarts gekeurd moest worden om te zien of ze wel voor de in dienst treding geschikt waren.

Eénmaal ze in het leger waren werden volgens strikte regels verzorgd zodat ze in optimale conditie hun werk konden uitvoeren.  Zo hadden de paarden speciale stallen en de honden kennels die ze voor diverse taken gingen africhten.  Denk maar aan het trekken van munitie karretjes of communicatielijnen, wachthonden, speurhonden, het vinden en via een brancard karretje verplaatsen van gewonden.



Ook de paarden werden voor de cavalerie voor veelvoudige doeleinden ingezet.  Want er waren toen ook nog bijna geen gemotoriseerde ziekenwagens.

Doordat de oorlog zich na een jaar in een loopgravenoorlog had genesteld had deze afdeling echter niet zoveel zin meer.  En werden heel wat eenheden met deze manschappen aangevuld.  De meeste onder hen kozen voor een nieuwe start bij de luchtmacht omdat ze daar het gevoel kregen net als voordien te kunnen duelleren en chargeren.



Het concept van de cavalerie ging echter niet verloren omdat men poogde een bres in het front te slagen om uit de stellingenoorlog te geraken.  Hetgeen net één van de opdrachten van de bereden cavalerie was.  Dat met haar mobiliteit, vuurkracht en dekking voor de stormtroepen een ideaal middel tot dit doel was.

Daarom bedacht men de gepantserde cavalerie die in haar beginjaren echter nog veel te zwak zou blijken om echt een verschil te kunnen maken.  Maar dit bezegelde wel meteen het lot van de traditionele cavalerie die zich hierdoor overbodig zag worden.



Buiten paarden en honden werden er ook nog tal van andere dieren als gezelschapsdier en/of mascotte gehouden.  Enkele voorbeelden daarvan zijn de katten, apen, fretten, everzwijnen en andere dieren die aan het front werden gevonden of er naar waren meegebracht.  Ook heel wat ongedierte (ratten, luizen, vlooien, vliegen, muggen) wisten er door de onhygienische omstandigheden welig te tieren.

Door de schaarste aan levensmiddelen ontstond er een zwarte markt met voor de meeste mensen onbetaalbare prijzen.  Waardoor er voor vele dingen vervangingsproducten werden gebruikt.  Waardoor je oorlogsrecepten in speciale, tijdens de oorlog gepubliceerde, kookboeken terug kon vinden.



Dit heeft ook zijn gevolgen voor de mode van destijds die op creatieve wijze materialen wist te recycleren tot draagbare kleding.  Hetgeen toen een echte uitdaging moet geweest zijn omdat de Duitse overheerser onder meer alle wol, matrassen, kussens, geweven stoffen, breigoed en linten opvorderde.

In september 1917 moest er zelfs een jaarlijkse belasting van 40 frank voor het houden van honden betaald worden.  Tenzij ze een hoogte van meer dan 40 cm hadden.  Want in zo'n geval werd het dier opgeëist voor het leger van de overheerser.  Waardoor vele mensen toen hun dier van het leven beroofden.



Ook in oorlogspropaganda werden dieren gebruikt om de vijand via de universele dieren symboliek uitgebeeld.  Met de nationale emblemen als herkenningspunten.  Denk maar aan de Duitse arend, de Franse haan, het Britse luipaard en de Belgische leeuw.

Het was ook een periode waarin soldaten oorlogsboeken voor de jeugd gingen schrijven om het dagelijkse leven in de loopgraven te kunnen verduidelijken.  Enkele voorbeelden daarvan is de hond Flambeau die Benjamin Rabier in 1916 in het leven roept.  Een viervoeter die zijn hoeve verlaat om aan de strijd deel te nemen.

Net als Walter A. Dyer Pierrot die het over een hond uit België heeft.  Of "Les mémoires d’un rat" van Pierre Chaine uit 1917, over de lotgevallen van Ferdinand de rat.  En in 1922 maakt Jacques d’Ars hiervan gebruik om de campagneherinneringen van Fanfan de hond neer te pennen.

Soortgelijke verhalen kan je in deze bundel van het museum terugvinden :
  • Lucien de soldaat
  • De hond Point-Barre
  • Het paard Nero
  • De rat Oskar
  • De duif Bel-Ami
Meer over de invloed die dieren op de eerste wereldoorlog hadden kan je hier of tijdens een museumbezoek te weten komen.

(via Post Factum en KLM-MRA)

{ 2 Reacties... read them below or Comment }

  1. Ook in WOII deden heel wat dieren mee. Een mooi verhaal is dat van de beer Wojtek.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Inderdaad maar heel wat minder dan in de eerste blijkbaar. Het is inderdaad een mooi verhaal. Dat mij wat doet terugdenken aan andere annekdotes of gedocoreerde apen, satan de levensredende hond en nog tal van anderen. Het zijn rijke vooorbeelden die, naar mijn mening, te weinig naar boven komen in de gebruikelijke verhaling van die periode.

    BeantwoordenVerwijderen

- Copyright © infocaris